Waar blijven de duidelijke doelen voor het cultuurbeleid?

Waar blijven de duidelijke doelen voor het cultuurbeleid?
10-04-2019 10:04

Het is altijd een beetje raadselachtig waarom sommige adviezen worden omarmd en andere in een la verdwijnen. Als consultant kamp je ermee en probeer je de vinger achter het ‘waarom’ te krijgen. En ook de Raad van Cultuur en zijn volgers hebben ermee te maken. Zelf ben ik al maanden op zoek naar het vervolg op het advies van de Raad over de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Ik licht dat graag even toe.

 

In de inmiddels fameuze verkenning Cultuur voor stad, land en regio (nov. 2017) adviseerde de Raad over de rol van de stedelijke regio’s in het cultuurbestel. Onder meer de suggestie om de regio’s een plan te laten maken voor hun ‘culturele ecosysteem’ kreeg breed navolging: de minister nodigde de regio’s uit om regionale cultuurprofielen te maken en daaraan werd breed gevolg gegeven. Opmerkelijk stil bleef het echter over een ander advies uit dezelfde verkenning, namelijk om heldere doelstellingen voor het cultuurbeleid te formuleren en die wettelijk vast te leggen. Na november 2017 heb ik er nergens meer iets over gehoord: niet bij monde van iemand van het ministerie, niet bij de raad, niet bij een van de vele conferenties over het regionale beleid en zelfs niet bij de oploop in Nijmegen (oktober 2018) ter gelegenheid van het verschijnen van een boek over 25 jaar Wet op het Specifiek Cultuurbeleid (Cultural policy in the polder). Opmerkelijk.

 

Een wet zonder duidelijke doelstellingen

Waar gaat het om? Heldere doelstellingen van beleid geven houvast als het gaat om de vraag waarop het beleid zich moet richten en wie waarvoor verantwoordelijk is. In zijn verkenning concludeert de Raad dat op dit moment de algemene overkoepelende doelstellingen van cultuurbeleid onvoldoende duidelijk zijn. Nu staat in artikel 2 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid (Wsc) het volgende: “Onze Minister is belast met het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van cultuuruitingen; hij laat zich daarbij leiden door overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid”. Deze beschrijving is abstract en ruim geformuleerd. Ter vergelijking: artikel 2.1 van de Mediawet bevat een uitvoerige beschrijving van de publieke mediaopdracht en de daaruit voortvloeiende eisen aan het publieke media-aanbod. In 2016 zijn deze artikelen in de Mediawet nog aangepast, onder meer naar aanleiding van het advies van de Raad over het mediabestel.

 

Nadelen van de huidige formulering

Een wettelijke doelstelling die op een hoog abstractieniveau is geformuleerd, heeft als voordeel dat de wet niet vaak veranderd hoeft te worden, maar heeft als nadeel dat de gehanteerde containerbegrippen voor van alles en nog wat kunnen worden gebruikt. En dat, terwijl het cultuurbeleid juist zoveel behoefte heeft aan een duidelijke, gezamenlijke koers. Het beleidsterrein strekt zich namelijk uit over verschillende overheidslagen en er zijn zowel private als publieke organisaties bij de uitvoering van het beleid betrokken. Dan helpt het enorm om gedeelde doelstellingen te hebben. Die kunnen dienen als gezamenlijk kompas: een richtinggevend kader voor het gezamenlijke of onderling afgestemde handelen van de diverse overheden en de vele culturele organisaties.

 

Daarnaast is het zo dat de doelstellingen ex artikel 2 van de Wsc nu in de praktijk vooral fungeren als subsidiecriteria. Dit komt omdat ze als doelstelling nooit zijn geoperationaliseerd. Zo kon het gebeuren dat ‘kwaliteit’ uitgroeide tot een knock-out-criterium. En dat verscheidenheid een eenzijdige betekenis kreeg, gerelateerd aan de productie van cultuuruitingen en niet aan de afname. Ik vind dat een wet gebaseerd moet zijn op doelen die we gezamenlijk willen bereiken, niet op criteria die een eigen leven gaan leiden. En subsidiecriteria moeten niet statisch zijn, maar met de tijd en de omstandigheden meebewegen.

 

Doelen die richting geven

In zijn Verkenning probeerde de Raad inspirerende en herkenbare doelstellingen te formuleren. die richtinggevend en stimulerend zouden kunnen zijn voor Rijk, gemeenten en provincies. De Raad adviseerde om de volgende doelen vast te stellen en te verankeren, zowel in de wet als in het decentrale cultuurbeleid:

  • Dat creatieve en kunstzinnige talenten kansen en mogelijkheden krijgen om zich artistiek te ontplooien.
  • Dat iedereen, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, inkomen en woonplaats, toegang heeft tot cultuur.
  • Dat er een pluriform aanbod van cultuur is gegarandeerd, waarin het bestaande wordt gekoesterd en het nieuwe wordt omarmd.
  • Dat er een veilige haven is voor cultuur om te kunnen reflecteren op de samenleving en haar burgers, waarop ook kritiek geleverd kan worden.


Deze doelen zijn inderdaad een stuk concreter dan de tekst die nu in de wet staat. En uit ervaring weet ik dat ze zich makkelijk laten inpassen in de provinciale en gemeentelijke beleidskaders. Hoe spijtig is het daarom dat dit voorstel in Den Haag in een zwart gat verdween. Het zou mooi zijn als de minister of de Raad er in de komende periode, als het gaat over het cultuurstelsel 2021-2024, nog eens op terug zou komen. De minister heeft de Raad voor Cultuur gevraagd voor 1 april 2019 hierover te adviseren, waarna de minister met de Tweede Kamer in overleg gaat over de Uitgangspuntenbrief die in de zomer van 2019 wordt verstuurd. Hopelijk krijgt het voorstel van de Raad over duidelijke doelstellingen dan de aandacht die het verdient.

reacties  0 reacties reageren

Recept voor een culturele buurt

Recept voor een culturele buurt
10-04-2019 10:02

Ingrediënten:
Drie eetlepels visie; een handvol culturele initiatiefnemers; diverse soorten culturele verenigingen; buurtbewoners; kunstenaars & creatieven; drie of vier stevige stedelijke culturele instellingen; panden die een oppepper kunnen gebruiken; diverse stronken groen; een onsje ambtenaren; technisch inzicht; een werkbudget naar keuze; een liter politieke wil en een ervaren kok.

 

Bereidingswijze

Verzamel met behulp van buurtbewoners, historische vereniging(en) en experts de historische waarden van de buurt en zet die op een rij: de monumenten, de beeldbepalende panden, de waterlopen en de stedenbouwkundige structuren. Stel een Omgevingsvisie op waarin je de cultuurhistorische waarden aangeeft en de culturele voorzieningen. Benoem de maatschappelijke of sociaal-culturele functie die bepaalde panden hebben, zo voorkom je dat ze wegsmelten. Laat het geheel even sudderen zodat het op smaak komt voor zowel bewoners als bestuurders. Zet zo nodig een budget klaar voor strategische vastgoed-aankopen. Combineer dit budget zo mogelijk met private gelden tot een (cultureel georiënteerde) wijkontwikkelingsmaatschappij. Denk ook aan gebiedsgerichte financieringsmogelijkheden van de provincie of van Europa. Als je een organisatie hebt die werkruimten voor kunstenaars beheert, zet die dan aan tafel met gebouweigenaren om tijdelijk of permanent gebruik van leegkomende panden te waarborgen (in de vorm van ateliers, oefen- en repetitieruimten). Probeer sowieso creatieven een werkplek te geven in leegstaande panden. En als gebieden worden herontwikkeld: pas dan kunst toe (percentageregeling of speciaal budget) om het geheel iets extra’s en iets verrassends te geven.

Nodig iedereen die in de wijk cultureel actief is uit voor een brainstormsessie. Inventariseer ideeën en vis de belangrijkste culturele smaakmakers eruit voor een comité van overleg en consultatie. Laat de grote stedelijke voorzieningen (schouwburg, concertzaal, museum, bieb) de wijk adopteren en periodiek voor culturele programmering (binnen danwel buiten) zorgen. Garandeer dat amateurverenigingen en beginnende professionals plekken hebben om te repeteren. Bestem hiervoor eventueel een gebouw. Wijs een centraal plein of een park aan als evenementenplek en breng daar zo nodig ondergrondse voorzieningen aan (aansluitingen voor water, krachtstroom, riolering). Zorg zo nodig voor de komst van één grote culturele trekker in de wijk, een icoon, een voorziening die mensen uit de gehele stad aanzuigt. Een stimuleringsregeling voor galeries brengt het geheel verder op smaak.

En tot slot, om het gerecht af te maken: gebruik het groen in de buurt als garnering. Zet een stadspark in als speciale plek voor rust en contemplatie (zentuin, beeldenroute), of juist als podium. En als er nog geen park is: creëer dan op een onorthodoxe manier een nieuwe groene zone. Denk aan het beplanten van een voormalige spoorlijn, een oude fabriek of een lege kerk. Of aan stads(moes)tuinen. Betrek kunstenaars bij het ontwerp ervan.

Serveertip: maak filmpjes tijdens het bereiden en verspreid die via social media.

Bereidingstijd: enkele jaren.

Voedingswaarde: kunst en cultuur zijn waardemakers. Wijken met veel kunst en cultuur hebben volgens onderzoek van Brouwer & Thomsen en Gerard Marlet een hogere vastgoedwaarde dan vergelijkbare andere wijken. Daarbij blijkt het aanwijzen verbeteren van monumenten een sterke positieve invloed te hebben op de waarde van het omliggende vastgoed.

reacties  0 reacties reageren

Hou in het cultuurbeleid rekening met vensterleeftijden

Hou in het cultuurbeleid rekening met vensterleeftijden
10-04-2019 09:58

Voor mijn boek De essentie van cultuurbeleid en -management ging ik op zoek naar de vijftig belangrijkste publicaties op mijn vakgebied. Ik vatte ze samen, maakte een ordening en voorzag ze van commentaar. In aanvulling daarop formuleerde ik vijftien inzichten, voortkomend uit de literatuur en mijn eigen adviespraktijk. Eén daarvan heeft betrekking op de rol van cultuur tijdens ‘vensterleeftijden’. 

 

Het jaar 2018 eindigde met de adviesaanvraag van Minister Van Engelshoven aan de Raad voor Cultuur over thema’s in het cultuurbeleid en ontwikkelingen op het gebied van kunst, erfgoed en creatieve industrie. Het onderwerp cultuureducatie komt erin  uitgebreid aan bod, maar alleen wat betreft de jeugd. Een belangrijk inzicht uit het onderzoek naar cultuurdeelname (zie mijn boek) is echter (a) dat mensen sterk verschillen in vaardigheden om culturele informatie te verwerken en (b) sterk verschillen in de waarden die bepalend zijn voor levensstijl en gedrag. Bij diverse auteurs en ook uit onderzoek van het SCP komt naar voren dat de vaardigheden en ook de waarden veranderen met de leeftijd. Hieruit volgt dat het bij het cultuurparticipatiebeleid belangrijk is om onderscheid te maken tussen behoeften en mogelijkheden voor jeugd, volwassenen en ouderen.

 

Cultuurdeelname is gezond

De interesse voor de behoeften van ouderen is betrekkelijk nieuw. In het kielzog van de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) die in 2007 het concept van de age-friendly cities lanceerde (als antwoord op de vergrijzing van de wereldbevolking) proberen vooral veel gemeenten tegenwoordig de ouderen te stimuleren om in de samenleving te blijven participeren en eraan bij te dragen. Hierbij speelt mee dat de gemeenten zich sinds de decentralisatie van de zorg aan langdurig zieken en ouderen (2015) genoodzaakt zien om echt werk te maken van deze participatie. Actief zijn – en dus ook het deelnemen culturele activiteiten – heeft een positief effect op de vitaliteit, de gezondheid en het welzijn van ouderen. Het Fonds voor Cultuurparticipatie bijvoorbeeld startte daarom in 2016 met vijf steden het programma Lang Leve Kunst. Op weg naar Age Friendly Cities. Ook zijn er veel lokale initiatieven. Een interessant overzicht hiervan is in 2016 gemaakt door Sandra Trienekens: Preventie, zelfregie en participatie met kunst en cultuur. Inspiratiegids voor lokaal beleid. Het gedachtengoed dat hierin aan de dag wordt gelegd mis ik in de adviesaanvraag van de minister.

 

Centraal in de gids staan ‘participatieve kunstpraktijken’. Deze draaien om actuele vragen die spelen bij de betrokkenen. Betrokkenen nemen actief deel, de praktijken zijn artistiek uitdagend en brengen verandering teweeg. Het zijn kunstenaars, kunstvakdocenten, kunstencentra en andere culturele organisaties die deze kunstpraktijk opzetten in samenwerking met partners uit het sociale domein. De inzet is een duurzame samenwerking tussen cultuur, zorg en welzijn. De samenwerking is succesvol, maar nog niet vanzelfsprekend.

 

Denken in ‘vensterleeftijden’

Een manier om beleidsmatig om te gaan met verschillende levensfasen is het geven van aandacht aan zogeheten ‘vensterleeftijden’. Dit zijn de leeftijden waarop mensen extra ontvankelijk zijn voor nieuwe inzichten en impulsen: de kindertijd, de vroege adolescentie en de derde levensfase. Een goed aanbod op het vlak van cultuureducatie is op al deze leeftijden belangrijk en zou een speerpunt van beleid kunnen zijn. De derde levensfase heeft betrekking op de periode waarin mensen na hun arbeidzame leven veel vrije tijd krijgen. Juist bij deze actieve ouderen is er veel belangstelling voor kunst en cultuur, voor historie en erfgoed. Het verrijkt hun leven. Mensen in deze groep gaan musea en klassieke concerten bezoeken, iets wat zij daarvoor nooit deden. Beleidsmakers denken dan soms dat er een probleem is (“help, het publiek vergrijst”), maar in feite gaat het om nieuwe aanwas, zoals de SCP-rapporten uit 2005 en 2009 laten zien: ouderen tonen meer belangstelling voor de traditionelere vormen van cultuur; musea en monumenten, en ook ballet en klassieke muziek trekken vooral meer 65-79-jarigen. Ook bij de kunstbeoefening signaleert het SCP dat geleidelijk steeds meer mensen op latere leeftijd een kunstdiscipline gaan beoefenen.

 

Deze ‘praktijkles’ uit De essentie van cultuurbeleid en -management mag in het cultuurbeleid van de komende jaren naar mijn smaak niet ontbreken.

reacties  0 reacties reageren

Analyse van de culturele regioprofielen

Analyse van de culturele regioprofielen
10-04-2019 09:53

Op 6 december 2018 organiseerde Kunsten ’92 een bijeenkomst getiteld Samenwerking tussen stad, regio en staat en het toekomstig cultuurbeleid. Op verzoek van Kunsten '92 las ik alle culturele regioprofielen en gaf daarvan een analytische beschouwing. De integrale tekst van die analyse is opgenomen in de Theaterkrant. Hieronder heb ik mijn betoog in enkele punten samengevat.

Samenvatting

  1. Buiten de grotere steden is het voorzieningenaanbod verschraald door krimp, economische stagnatie en bezuinigingen;
  2. Er is daar een voedingsbodem voor populisme, maar ook een prikkel om met kunst en cultuur het verschil te maken;
  3. De profielen zijn een roep om erkenning en draaien om zelfstandige aantrekkingskracht;
  4. In niet alle profielen zijn proeftuinen opgenomen. En: lang niet alle profielen gaan over de knelpunten die de Raad voor Cultuur signaleerde;
  5. Er is geen rekening gehouden met de taakverdeling tussen de overheden. Rond de profielen hangt ‘de geur van geld’;
  6. Het wensdenken is sterk: een ‘handelingsperspectief’ ontbreekt soms;
  7. Er ligt een sterk accent op (a) nieuw publiek winnen en (b) productieklimaat.


Opmerkelijke zaken 
Punten die mij opvielen bij het lezen zijn de volgende.

  • In lang niet alle profielen zijn ook proeftuinen opgenomen, wat toch eigenlijk het doel was van de exercitie. En áls er proeftuinen zijn benoemd, liggen die vaak buiten de invloedssfeer van de Rijksoverheid om er iets in te betekenen.
  • De aanleiding voor de profielen lag in feite op het terrein van de podiumkunsten. Maar, ik denk dat nog niet de helft van de voorgestelde proeftuinen gaat over het probleem dat moest worden getackeld. De problemen die centraal stonden in de Verkenning van de Raad uit 2017 (Cultuurbeleid voor stad, land en regio) worden met de proeftuinen amper beetgepakt.
  • In veel profielen is eigenlijk geen rekening is gehouden met de taakverdeling tussen de overheden. Nu bestaat die formeel ook niet (de Wet op het specifiek cultuurbeleid bijvoorbeeld zegt er niets over), maar hij is er natuurlijk wel. Gemakshalve wordt daar echter in veel profielen volledig aan voorbij gegaan, vooral waar het gaat om het benoemen van mogelijke proeftuinen.
  • De reden daarvoor is eigenlijk eenvoudig. Behalve aandacht (of zelfstandige aantrekkingskracht) willen de regio’s vooral één ding en dat is meer geld. Rond de hele exercitie met de profielen hangt ‘de geur van geld’. Nadenken over taken en rollen is dan vooral lastig.
  • Een paradox is dan dat in bijna geen een profiel over geld wordt gesproken. En helemaal nergens wordt concreet aangegeven wat er nodig zou zijn en wat bijvoorbeeld de provincie en de gemeenten zelf zouden willen bijdragen.
  • En het ontbreken van duidelijke opvattingen over taken en rollen en van budgettaire kaders maakt dat de profielen alle een hoge mate van ‘wensdenken’ in zich dragen. Het handelingsperspectief ontbreekt nog wel eens. Sommige profielen hebben voorstellen voor proeftuinen of zelfs actiepunten, maar een aantal blijft ook hangen bij programmalijnen en doelen zonder die verder concreet te maken.
  • Zeer veel voorkomende woorden zijn ‘cultuureducatie’ en ‘talentontwikkeling’. In veel steden zijn echter de afgelopen jaren en ook in 2018 de kunstencentra ter ziele gegaan. Dan is het paradoxaal om nu in de profielen zeer frequent te lezen hoe belangrijk cultuureducatie (in de betekenis van buitenschool, meestal) wordt gevonden.
  • Daarop aansluitend: heel opvallend zijn ook de vele woorden en proeftuinen die worden gewijd aan het streven naar het bereiken van een breder en ander publiek. De oude tijd van het Actieplan Cultuurbereik en het Actieplan Cultuurparticipatie herleefde voor mij. Veel van de initiatieven en de proeftuinen die ik ben tegen gekomen zouden daar naadloos in hebben gepast.
  • Tot slot: in veel van de profielen draait het uiteindelijk om productieklimaat en makersklimaat. En daarmee kom ik weer bij het begin van mijn betoog: de regio’s willen zelfstandige aantrekkingskracht hebben, ze willen niet alleen maar cultuur importeren maar ook zelf produceren. Dat is een kerngedachte die de Raad voor Cultuur naar mijn smaak zou moeten oppakken. Door het woud van woorden en proeftuinen heen, zou daarop de focus kunnen worden gericht: op het met Rijksgeld aanjagen en versterken van: (a) experimenten om nieuw publiek te bereiken en (b) het makersklimaat in de stedelijke regio’s.

 

Voorstel: ontwerp een regeling gebaseerd op co-financiering
Ter afsluiting van mijn analyse heb ik een concrete suggestie gedaan. De beleidsgeschiedenis heeft geleerd dat de culturele sector veel baat heeft gehad bij matchingsconstructies, dat wil zeggen: bij afspraken tussen de overheden om gezamenlijk iets te ondersteunen. Niet alleen was dat vaak een probaat afweermechanisme tegen bezuinigingen. Ook is het vaak een vliegwiel gebleken voor extra investeringen. Mijn voorstel zou zijn om te komen tot een regeling die het mogelijk maakt om projecten te honoreren die gaan over nieuw publiek winnen en over productieklimaat. Zo’n regeling zou qua systematiek een beetje kunnen lijken op het vroegere Actieplan Cultuurbereik: het Rijk legt geld in, de provincies en gemeenten matchen. De uitvoering zou neergelegd kunnen worden bij een bestaand landelijk fonds.

Op die manier kan (1) het gewekte enthousiasme bij de bestuurders van provincies en gemeenten worden vastgehouden en kan (2) de culturele sector worden versterkt met initiatieven die leiden tot het winnen van nieuw publiek en het versterken van het productieklimaat.

reacties  0 reacties reageren